11 september 2011

Dagboek 1942-1945, Nederland-Hongarije (2)

Hoofdstuk 2 – Kennismaking met Budapest

Aangekomen in Budapest namen wij voorlopig onze intrek in het hotel Bristol nabij de Erzsébet brug. Jaren later is dit hotel vervangen door het 'Intercontinentaal' hotel. Ik moest meteen een paar dagen het bed houden, want door mijn voeten was ik niet in staat om te lopen. Mijn vader, die de gewoonte had om steeds uithuizig te zijn, was in de weer met zijn familie. Later bleek dat hij zich - door ervaring wijzer geworden - bij het stadhuis had laten inschrijven als 'Gereformeerde'. Aangezien hij lange tijd in Nederland was geweest, was dit moeilijk na te gaan.
Wie schetst mijn verbazing toen ik op de tweede dag in mijn hotelkamer bezoek kreeg van een onbekend familielid. Hij stelde zich voor als Pavel Jencsele, hij was een achterneef van mijn vader, en tevens – naar later duidelijk bleek – homo. In de loop van de tijd heb ik met hem meerdere uitstapjes gemaakt in de stad, waarbij hij er altijd op uit was om gearmd met mij te lopen.
's Weekends hing ik uit het raam met uitzicht op de Duna Corso, een boulevard langs de Donau, en vergaapte mij aan het toen nog bruisende leven van de voormalige Hapsburgse monarchie. Vele officieren in hun gala-uniformen met glanzende sabels en dames in hun beste kledij paradeerden door de menigte. Tot begin 1944 kon dit leven zich voortzetten onder het bewind van de regent Horthy, een halve fascist en een trouwe vriend van Hitler. Horthy voerde – in tegenstelling tot Franco in Spanje – volgzaam en met enige vertraging de door Hitler vereiste steeds dwingendere Jodenmaatregelen door in Hongarije.
Na enige dagen in bed maakte ik een uitstapje met mijn vader op de Duna Corso, waar wij langs vele bars en restaurants wandelden. In een ervan stapten wij naar binnen, natuurlijk die waar de sympathieke Gerrö, die met ons was meegekomen uit Nederland, aan de piano speelde. Hij kwam vrijwel onmiddelijk aan ons tafeltje zitten om nieuwtjes uit te wisselen en de toestand te bespreken. Helaas hoorde ik een paar maanden later dat hij was opgepakt en afgevoerd naar Polen, waar hij is omgekomen in de gaskamers.
Met mijn vader bracht ik een bezoek aan een hem bekende arts, die mij een zalfje gaf voor mijn voeten. Ondanks mijn sceptische blik op dit medicijn genazen mijn voeten binnen een paar dagen.
We verhuisden naar de woning van mijn tante Eszti, die in het centrum van Budapest aan het Liszt Ferenc tér (Frans Liszt plein) op de eerste verdieping woonde. Het was een van die mooie oude karaktisterieke gebouwen zoals je ze ook in Wenen vindt. Een grote poort geeft toegang tot de binnenplaats, vanwaar een brede stenen trap uitkomt op de galerijen van de verdiepingen die op de binnenplaats uitkijken. Elke verdieping had vier woningen met de voordeuren in de hoeken van de galerijen.
Mijn tante had één zoon namens Laci (spreek uit 'Latsi') die elektriciën was, en één dochter Iboly ('Iboj') die elders woonde. Haar oudste zoon was reeds weggesleept en omgekomen. Als Laci tegen de avond thuis was hing hij vaak uit een van de dubbele ramen met een brede vensterbank ertussen, om te fluiten en te roepen naar de meisjes die terugkwamen van hun werk. Vlak boven ons op de tweede verdieping was namelijk een internaat gevestigd voor meisjes afkomstig uit de provincie die in de stad werkten.
Wat het eten betreft leek het mij alsof ik in de hemel terecht was gekomen. Mijn tante kookte origineel Hongaars eten zoals onder andere: Gevulde Paprika, Paprika kip en Székelyi Gulyás (zuurkool goulash met zure room). Elk weekeinde bereidde zij Beigli toe, een traditioneel gebak met gemalen maanzaad of noten, rozijnen, citroensap en suiker. Het was altijd een aanzienlijk karwei, niet in de laatse plaats omdat zij het deeg zelf kneedde. Ik slaagde erin om ongeveer elf afgesneden plakken te eten, maar Laci kon er wel veertien op.
In het voorjaar en de zomer van 1943 vermaakte ik me uitstekend met alle nieuw ontdekte neefjes en nichtjes, afkomstig van de twee broers van mijn vader. Allen droegen zij reeds de bekende gele jodenster. Tafeltennis en schaken waren onze favoriete bezigheden, met Laci heb ik vele tafeltennishallen bezocht die meestal in kelders gevestigd waren. Op een van onze tochten omtmoette ik een gevluchte Jood uit Polen, die vertelde dat de uitroeiing van de Joden daar al veel verder gevorderd was.
De Hongaarse taal had ik mij al grotendeels machtig gemaakt dankzij een aantal lessen van een eveneens uit Nederland gevluchte Hongaarse Jood, en de omgang met mijn neefjes en nichtjes. Die schepten er natuurlijk genoegen in om mij allereerst de niet zo frisse woorden te leren. Daar ik ook geïnteresseerd was in het verloop van de oorlog las ik zoveel mogelijk Hongaarse kranten. Daarin werd bericht over de eerste getto-opstand in Warschau, waarna de Duitsers het getto platbrandden en vrouwen brandend uit de ramen sprongen. Ook werd geschreven over het zogenaamde heldhaftige verzet van de Duitse soldaten in Stalingrad, waar driehonderdduizend van hen omsingeld waren.
Af en toe deed ik met mijn tant Eszti, een oud gebogen vrouwtje in het zwart, inkopen voor het eten. Zo een lieve tante had ik nog nooit gehad, maar bij gelegenheid kon ze ook flink tekeer gaan tegen de buitenwereld. Bijvoorbeeld als de slager het vlees met kracht op de weegschaal kwakte, waardoor die te ver uitsloeg. Ze zette dan zo een keel op dat de slager gedwongen was het vlees opnieuw te wegen, temeer daar de hele winkel vol met klanten aandachtig meeluisterde. Een andere keer liep ik met haar door een vrij stille straat toen een troep Hongaarse soldaten op ons af kwam marcheren. Plotseling begon ze luidkeels tegen hen uit te varen. „Ja, jullie marcheren hier prachtig als grote helden door de straten, maar wij moeten een gele ster dragen, we mogen niet meer overal komen, en we worden weggesleept naar de concentratiekampen!“ Als dit maar goed aflooopt, dacht ik bij mezelf. Het antwoord uit de rijen van de soldaten liet niet lang op zich wachten. „Nou moedertje, voor ons is het ook geen pretje. Wij moeten naar het front in Rusland om te vechten.“ Mij deed het goed dat de soldaten er zo over dachten, en niet zoals vele van hun officieren die fanatiek waren.
Vele uitstapjes heb ik ook gemaakt met mijn achterneef Jencsele, meestal naar bioscopen of konditoreien. Eén keer gingen we naar zijn woning, waar een Hongaarse graaf ondergedoken zat die niet in het leger wilde. Bij een Jood dus! Jencsele had een aardige huishoudster en bood mij aan met haar te slapen. Aangezien ik niet over het nodige geld beschikte, hield hij mij altijd vrij.

Wordt vervolgd.

14 opmerkingen:

  1. Het is bijna ontspannen leesvoer. Ik betrap me er op dat ik het vermakelijk vind, terwijl ik weet wat het lot is geweest van veel joodse mensen in juist Oost-Europa. Maar het leest als een goede roman Bob!

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Weer een bijzonder stuk tekst.
    Door de beschrijvingen van schijnbaar alledaagse gebeurtenissen; luchtige details en kleine menselijke dingetjes wordt juist de harde werkelijkheid van die dagen extra bizar en onbegrijpelijk.

    Marjan

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Het is een vreemde mix van de hel en een luilekkerland.

    Het is voor ons die geen oorlog meegemaakt hebben moeilijk voor te stellen dat de alledaagse dingen toch belangrijk zijn.

    BeantwoordenVerwijderen
  4. Moet je een nieuwe kopen.

    Die van ons moet je altijd meer water in vullen dan officieel nodig is, anders ratelt ie alleen maar zonder dat er iets uit komt.

    BeantwoordenVerwijderen
  5. @Maran, jij Senseo? Ik dacht dat jij wel gevallen zou zijn voor de charmes van George Clooney, die de Nespresso aan de vrouw brengt.

    BeantwoordenVerwijderen
  6. @Allen: Zo alledaags nou ook weer niet, svp.

    BeantwoordenVerwijderen
  7. Staat er een zeer interessant verhaal over de oorlog bij Bob, gaat het over een Senseo...het moet niet banaler worden....

    BeantwoordenVerwijderen
  8. @Leo: Dat is uit verlegenheid tegenover deze zware stof, Leo.

    BeantwoordenVerwijderen
  9. Een oorverdovende stilte raasde door de reaktieruimte.

    (Je hoeft niet te reageren, ik weet wat jullie denken...)

    BeantwoordenVerwijderen
  10. *denk*

    Tham gaat een senseootje maken ;)

    BeantwoordenVerwijderen
  11. Laatst vroeg DE mij om een voorstel voor een nieuwe senseoeele naam. Ik adviseer natuurlijk direkt KoffieKo.
    Resultaat: CoffeeCo; als dat maar goed gaat.

    BeantwoordenVerwijderen
  12. Sorry Bob, ik wilde alleen maar een voorbeeld geven van iets alledaags dat in mijn leven belangrijk is.
    Ik ben al een tijd hap snap bezig in een boek (Slingerbeweging)van Gyorgy Konrad (met puntjes op de eerste o). Konrad is een Hongaarse Jood geboren in 1933. Hij beschrijft in dat boek ook het leven in Budapest tijdens WO2.

    Een citaatje: 'Het leven is godzijdank banaal'.
    Marjan

    BeantwoordenVerwijderen
  13. Bah, al die banaliteit in deze sombere economische tijden.....:)

    BeantwoordenVerwijderen