9 oktober 2011

Dagboek 1942 - 1945, Nederland Hongarije (5)

Hoofdstuk 5 – Beleg van Budapest

In oktober 1944 omsingelden de Russen Budapest met twee legers van in totaal ongeveer een half miljoen man, onder de generaals Tolbuchin en Malinovski, die ook bij Stalingrad hadden gevochten. Ingesloten werden ongeveer tweehonderdtwintigduizend Duitse en Hongaarse soldaten die zich hevig verzetten. Later tijdens dit beleg hebben twee SS-divisies geprobeerd de omsingeling te doorbreken, hetgeen mislukte.
De openbare voorzieningen gas, water en elektra werden successievelijk afgesneden. Vanuit de verte was het kanongebulder al goed te horen, dat steeds dichterbij kwam. De een na de ander verhuisden de bewoners naar de kelder door hun bedden of matrassen naar beneden te slepen. Ook het internaat voor werkende meisjes legde hun matrassen in de kelder op de tegenover elkaar geplaatste houten banken. Ik had mijn bed in een van de lange gangen van de kelder neergezet. De verlichting in de kelder bestond uit kaarsen, de WC was geimproviseerd uit twee tonnetjes met een deksel, die we om de beurt met zijn tweeën de trap op droegen om hem in de put van de binnenplaats te legen.
Tussen de kelders van de verschillende gebouwen had men verbindingen met nooduitgangen gemaakt, zodanig dat je onder de grond van de ene straat in de andere kon komen. Dit kwam goed van pas toen onze pomp op de binnenplaats door een inslag werd vernield. We kropen dan met een man of zes, voorzien van emmers en kruiken, door de lage nooduitgangen van de kelders, tot we in een andere straat onder een gebouw kwamen waar een pomp nog intakt was en wij onze emmers konden vullen. Onderweg passeerden wij altijd een grote wijnkelder met reusachtige houten vaten waar we tegen afbraakprijzen (omgerekend ongeveer 16 cent) flessen konden vullen, omdat men er rekening mee hield binnenkort de drankgrage Russen te verwelkomen.
De ring om Budapest werd steeds nauwer aangehaald en de eerste gevechten bereikten de voorsteden. Buiten de kelder hoorde ik het dreigende gefluit dat aan de inslagen voorafging, de muren binnen de kelder trilden onophoudelijk. Nergens in de hele stad was nog eten te krijgen, men moest rondkomen van wat er nog in voorraad was. Zo at ik de ene dag bruine bonen en de andere dag witte bonen.
De huismeester was in zijn woning toen de eerste bom het gebouw raakte en hij kwam daarbij om het leven. Zijn vrouw droegen wij de kelder in op het bed achter het mijne. Na twee minuten was het kussen waarop haar hoofd lag met bloed doorweekt, en ze werd weggebracht naar een ziekenhuis elders, dat nog in bedrijf was.
In december had ons gebouw reeds twee bommen, een luchtmijn en ongeveer twintig granaat-inslagen te verduren gehad. Het was grotendeels verwoest, maar de eerste verdieping stond nog als een open ruïne overeind. Bij de zwaarste inslag werd de ijzeren deur van de kelder als een luciferhoutje ingedrukt, alle kaarsen doofden ineens en we voelden de luchtdruk die zich als een rukwind door de kelder verplaatste. Even verstomden alle gesprekken, en de angst nam van iedereen bezit.
Tussen de inslagen ging ik naar de binnenplaats en kookte mijn potje bonen op het puinhout tussen een paar bakstenen met daarop een ijzeren plaat. Daarbij schoten mij veelal aardige meisjes van het internaat te hulp. Onder de vaste bewoners waren ook twee heel goed uitziende, lieve meisjes, de ene 19 en de andere 21, vande familie Szekeres op de begane grond. Zij hadden onderdak in hun aparte kolenkelder genomen – hun ouders waren elders – en waren in het bezit van een flinke voorraad macaroni, suiker, gemalen maanzaad en gemalen noten. Dat is een gerecht dat vaak als toetje gegeten wordt. Ik was er gek op en kreeg vaak een flinke portie van hen toegeschoven, wat ik mijzelf goed liet smaken. Voor de omsingeling hadden de meisjes Szekeres tabaksbladeren gekregen van familie uit de provincie. Allemaal hielpen we mee deze heel fijn uit te snijden, dan draaiden we sigaretten en konden er op los paffen.
Een keer was het mijn beurt om de tonnetjes te legen samen met een van de meisjes, nog wel de liefste, Böszi. Tegen de stank had zij een grote zakdoek voor haar gezicht geknoopt die bijna helemaal haar ogen bedekte. Ik volgde haar voorbeeld maar ze zag er zo komisch uit dat ik in lachen uitbarstte, en zij vlak daarop ook. Hierdoor kiepte het tonnetje wat om, en we verloren een scheut van de inhoud. Die heb ik er daarna zo goed als het ging weer ingeschept.

8 opmerkingen:

  1. Mooi om zulke persoonlijke notities te lezen over iets dat wij in ons land maar voor een deel kennen. De geschiedenis van Oost-Europa in de Tweede W.O. Hongarije was daarbij vaak al een ondergeschoven kindje. Kan bijna niet wachten op het vervolg....

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Het is alweer 70 jaar geleden. Tegelijk kun je zeggen, het is pas 70 jaar geleden.

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Ik heb het idee dat menig uitgever dit dagboek graag zou publiceren.

    Ik vind het meestal vreselijk om over (de) oorlog te lezen maar ik kijk nu al uit naar de volgende aflevering.
    Marjan

    BeantwoordenVerwijderen
  4. Ik zal mijn voelers eens uitstrekken.

    BeantwoordenVerwijderen
  5. Als het aantal woorden niet groot genoeg wordt voor een boek kun je aan een tijdschrift denken: Hollands Maandblad of De Gids

    BeantwoordenVerwijderen
  6. Heer Bob,
    Ik snap dit niet zo goed. Bent u hier zelf aan het woord in dit dagboek?
    Vriendelijke groeten,
    De Drs.

    BeantwoordenVerwijderen
  7. Heer Appolati,

    Dit is een authentiek dagboek van mijn vader dat hij met de typmachine heeft geschreven. Ik redigeer het en publiceer het hier, en als dat klaar is laat ik een paar exemplaren drukken voor de familie. U kunt alle delen lezen wanneer u aan de zijkant van dit blog in het lijstje met onderwerpen "Dagboek 1942 - 1945" uitkiest. Dan wel onderaan beginnen, want de hoofdstukken worden van beneden naar boven automatisch gesorteerd.

    BeantwoordenVerwijderen